Wreedaards en Inhaligen. Het ontstaan en de verspreiding van stereotypen van ‘de ander’ in de vroegmoderne tijd

Download het essay van Yolanda Rodríguez Pérez over de verspreiding van stereotypen van ‘de ander’ in de vroegmoderne tijd

Een van de indrukwekkendste literaire voorbeelden over het drama van migreren in de vroegmoderne Nederlandse letteren is het beroemde politieke embleem van Joris Hoefnaghel uit zijn Patientia (1569) met de titel ‘Patientighe Veriaechde’:

Patientia.24 Politieke Emblemata door Joris Hoefnaghel (1569).jpg
Uit: Rob van Roosbroeck. Patientia, 24 politieke emblemata door Joris Hoefnaghel (1569), Antwerpen, 1935.


Wij arme lieckens, allendelijck 
verdacht
Van Nederlandt, alhier zijn wij ghaen schuijlen
Naulijcx commen, Godt moet dat zijn gheclaecht
Doer oorloghen, wilter weder al vuijlen
Nu valt toch al, mijnen moedt in d’asschen
Tis al beschreven, waer dat ick mij keere.
Patientelijck, moet ickt al op brassen
Wel hem die sedt zijn hoop’op den heere

Verjaagd door het oorlogsgeweld moeten deze ‘liedekens’ hun thuis verlaten en ergens anders schuilen. Ze moeten, zoals de titel van het werk van Hoefnaghel aanduidt, ‘Patientia’ vertonen, geduldig, lijdzaam zijn. Het embleemboek verbeeldt 24 voorbeelden van stoïcijns geduld in tegenspoed: in de liefde, de handel of de oorlog. De pictura uit het embleem van de verjaagden spreekt ook voor zich: de chaos, het verdriet, de snelheid van het vertrek, de bezittingen die bij elkaar geraapt worden, kinderen en ouderen die ook op weg gaan. Hoefnaghel wist heel goed waarover hij het had omdat hij zelf in 1569 naar Londen had moeten vertrekken vanwege de oorlog met Spanje.

Deze vluchtelingen werden gedreven door economische, politieke en religieuze motieven, motieven die onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Het is interessant om te zien dat Hoefnaghel in zijn politieke emblemen over patientia ook Spanjaarden in penibele omstandigheden een stem geeft. Bijvoorbeeld Spaanse soldaten die over de kou en hun lijden in de Nederlanden klagen.

Patientia.24 Politieke Emblemata door Joris Hoefnaghel (1569) (2)
Uit: Rob van Roosbroeck. Patiëntia, 24 politieke emblemata door Joris Hoefnaghel (1569), Antwerpen 1935.

Ze hadden zich iets heel anders voorgesteld van die oorden, wat ze daar aantroffen voldeed niet aan hun verwachtingen. Dit klinkt bekend. Ze meenden te vertrekken naar ‘de gulden wereld’, ze raakten echter ‘ontgoocheld door honger en kou’. Maar dat is een ander verhaal.

Of toch niet? De historische relaties tussen de bewoners van de Nederlanden en de Spanjaarden voor en na het uitbreken van de Nederlandse Opstand laten treffend zien hoe het ontstaansproces – en de verdere ontwikkeling – van nationale stereotypen, van beelden over de ‘ander’ gestalte krijgen. Bij de ontvangst en integratie van migranten en/of vluchtelingen in een andere cultuur is er sprake van een vergelijkbare wisselwerking wat betreft beeldvormingsprocessen: in het land van ontvangst ontwikkelen zich langzamerhand beelden, meningen, stereotypen over die ander, in zoverre die niet al bestonden. Die ander, op zijn beurt, komt ook aan met een aantal eigen mentale beelden en een vergelijkbaar proces wordt bij hem/haar in werking gezet. Meestal vinden deze beelden en stereotypen van de ‘een’ en de ‘ander’ hun oorsprong in oude bestaande tradities waaraan in de loop der tijd karaktertrekken zijn toegevoegd of waar juist trekken uit zijn verwijderd. Men denke aan oude polariteiten zoals die tussen Noord en Zuid of Oost en West. Het arsenaal aan beelden over het ‘zelf’ en de ‘ander’ is rijk en wordt voortdurend uitgebreid en aangepast.

Hoe werden deze stereotypen van Spanjaarden en Nederlanders in het verleden over en weer gecreëerd en verspreid? Ontstonden ze op het moment dat de Nederlandse Opstand begon of leefden er al vooroordelen voordat het grote politieke en religieuze conflict uitbarstte? Die Spaanse soldaten over wie we het zojuist hadden, zuchtten ontgoocheld over ‘de gulden wereld’ waar zij dachten terecht te komen. Gulden wereld? Deze woorden roepen in ieder geval geen negatieve associaties op. Hun voorstelling van zaken komt eigenlijk overeen met een gangbare reputatie van de Nederlanden in het Spanje van de vroegmoderne tijd. In zowel historische als literaire Spaanse zestiende-eeuwse bronnen is het een topos om de Nederlanden te beschrijven als een paradijs van rijkdom en weelde, een soort Luilekkerland, gekoesterd door en geliefd bij de Spaanse kroon. De bewoners werden bewonderd en gerespecteerd als bijna ideale onderdanen, onder andere door hun religiositeit en hun gehoorzaamheid aan hun natuurlijke vorst. Dergelijke eigenschappen werden bezongen door Spaanse auteurs die in de Nederlanden waren geweest en die bijvoorbeeld Karel V en prins Filips op hun reis in 1548 naar deze noordelijke gewesten hadden vergezeld. Dit veranderde niet onmiddellijk nadat de Nederlanden in opstand kwamen. Het is opvallend dat zelfs wanneer de oorlog eenmaal in volle gang is, de Spanjaarden zich beroepen op dit historische harmonieuze beeld tussen de bewoners van de Nederlanden en hun Spaanse vorsten. Een auteur als Pedro Cornejo, een kroniekschrijver en militair die in de Nederlanden vocht, hanteert in zijn Anti-apología uit 1581 (een geschrift tegen het beroemde pamflet van Willem van Oranje) dit stereotype beeld van de Nederlanden als gebied van weelde, als ‘spiegel van Europa’, die dreigt aan diggelen te vallen als de bewoners de weg van Oranje blijven volgen en niet de hand willen reiken aan hun milde en vergevingsgezinde koning. Ze moeten hun goede aard geen geweld aandoen en niet de weg van ketterij en rebellie inslaan. Hoe men met bestaande beelden en stereotypen kon spelen zien we als dezelfde Cornejo in een ander werk vertelt dat rebellie eigenlijk eigen aan deze noordelingen is, terwijl men het altijd had gehad over hun spreekwoordelijke gehoorzaamheid aan de vorst.

Natuurlijk zijn oordelen en vooroordelen over de ander volledig afhankelijk van de historische context en van de locatie waarin het ‘zelf’ en de ‘ander’ met elkaar in contact komen. Spaanse auteurs dachten aan het begin van de zestiende eeuw heel anders over de bewoners van de Nederlanden, toen de in Gent geboren keizer Karel V in 1517 met zijn omvangrijke hof op het Iberisch schiereiland aankwam. Vele van de naaste vertrouwelingen van de keizer waren uit de Nederlanden afkomstig, wat voor grote ontevredenheid en onrust in Castilië zorgde, aangezien de Spanjaarden geen kans kregen om tot de vorst door te dringen, en voer was voor de vele satirische geschriften over het wanbeleid van deze hebzuchtige en roofzuchtige noordelingen in Spanje. Er werd gezegd dat de Nederlanders, inhaliger dan de Spanjaarden in Amerika, de Spanjaarden uitzogen, terwijl ze hun eigen beurzen vulden.[i] In de ogen van de Spanjaarden waren dezen alleen geïnteresseerd in het goud en het zilver dat uit Amerika kwam. Nederlanders werden niet alleen van inhaligheid, maar ook van hooghartigheid beticht. Het dedain van de Nederlanders tegen de Castilianen was sterk: ‘ze waarderen de Castilianen zo weinig alsof ze in hun riolen waren geboren’, aldus de in Spanje actieve Italiaanse humanist Pedro Mártir.[ii]

Van belang is dat een rijke waaier aan visuele en tekstuele strategieën werd ingezet om deze negatieve Spaanse stereotypen kracht bij te zetten. Iedereen die een beetje thuis is in de vaderlandse geschiedenis kent de spotprenten over de Spanjaarden en hun aanvoerders en de talloze pamfletten en geuzenliederen die deze beeldvorming uitdroegen.

Belangrijk voor het discours over hoe ‘een ander’ verbeeld wordt, is de gehanteerde taal en de retoriek. Velen zullen vertrouwd zijn met het gebruik van dierenmetaforiek in de propaganda van de Nederlandse Opstand. Deze middeleeuwse traditie kenmerkt zich door het allegorisch koppelen van bepaalde zonden aan dieren zoals de wolf, de pauw, de vos, de haas of het varken. Wie kent de prenten niet met de dappere Nederlandse leeuw die de beroemde Hollandse Tuin verdedigt? Op hun beurt kregen de Spanjaarden minder vleiende dierenbeelden toegekend zoals dat van varkens, wat natuurlijk te verklaren valt door het beeld van de Spanjaarden met hun vermeende gemengde bloed van Arabieren en joden.

Een van de treffendste voorbeelden van de Zwarte Legende over de Spanjaard in woord en beeld zijn de Aerdt ende eygenschappen van Seignor van Spangien, waarschijnlijk gecomponeerd tussen 1571 en 1581.

Aerdt ende eygenschappen van Seignor van Spangien geheugen van nederland

Het pamflet werd ook in het Engels, Frans en Duits uitgegeven en genoot een grote internationale verspreiding. Dit geïllustreerde pamflet, op posterformat, licht op satirische wijze zestien kritische aspecten van de ware aard en de gewoontes van de Spanjaard toe. Hij is een engel in de kerk en een duivel thuis, een wolf aan tafel en een varken in zijn kamer, een pauw op straat en een vos met de vrouwen, een leeuw in het garnizoen en een haas als hij omsingeld is, en een lam in aanwezigheid van de prins. De resterende zeven emblemen stellen hem voor met de al bekende retoriek eigen aan de Zwarte Legende: geldgierig, wraakzuchtig, tiranniek, et cetera.

Zoals Eric Griffin heeft opgemerkt, zien we met de Apologie van Willem van Oranje hoe de misdragingen van de Spanjaarden niet meer uitgelegd worden vanuit een ethisch standpunt (slechte daden van iemand zijn ethisch beoordeeld als slechte handelingen), maar door de ethnos.[iii] Die beruchte daden liggen dus aan de aard van de groep in kwestie. Het gaat om etnisch gebrandmerkte mensen. De Spanjaarden zijn van nature bloeddorstige, wrede, tirannieke lieden, en zo gedragen ze zich ook. Dit onderscheid lijkt me van belang in het licht van het hedendaagse debat over migranten en vluchtelingen. Wanneer zijn we bezig om bepaalde acties vanuit een ethisch perspectief te beoordelen en wanneer gaan we over in ethnos-gerelateerde vooroordelen? Men hoort opmerkingen zoals: ze zijn lui, ze zijn niet dankbaar, ze kunnen hun ongehoorzame kroost niet in het gareel houden…

Wat levert dit historische perspectief ons nog meer op voor de analyse van het huidige debat over migratie? Bij de bestudering van de beeldvorming over ‘de ander in ons midden’ is het van belang enerzijds de stereotype beelden en de constructie daarvan te begrijpen, en anderzijds de complexiteit achter die simplificaties te doorgronden. Waar komen ze vandaan en hoe hebben ze gestalte gekregen in de loop der tijd?

Ik wil eindigen met een voorbeeld van de longue durée van beelden en stereotypen in de context van de Zwarte Legende. Een paar maanden geleden vond ik een opvallend artikel in de Spaanse krant El País. Het betrof een brief van Filips II vanuit het hiernamaals (hemel of onderwereld, daar gaan we het hier niet verder over hebben) aan niemand anders dan Donald Trump.[iv] In de brief geeft Filips nuttig advies aan Trump over binnenlandse en buitenlandse politiek, hij kan tenslotte als voormalig monarch van een wereldmacht de valkuilen en zwakke plekken van een dergelijke positie goed inzien. Bij de binnenlandse politiek is het belangrijkste aspect de ‘vijand in ons midden’/ ‘el enemigo interno’. Daarover heeft de Spaanse koning zeer nuttig advies voor Trump. Hij vertelt dat zijn harde optreden tegen moslims duidelijk vruchten heeft afgeworpen voor het land. Filips had in 1568 de tweede opstand van de Moren in de Alpujarras in Granada laten onderdrukken. Hij kent Trumps voorstel om moslims zich verplicht te laten registreren, maar hij heeft zelf ervaren dat die oplossing niet afdoende is. De beste maatregel is moslims te verbannen of te deporteren. Filips zelf heeft de moslims van Granada laten verspreiden over heel Castilië (gedwongen spreidingsbeleid), en onder zijn zoon Filips III zouden de laatste moslims verbannen worden. Vervolgens verschaft Filips advies over de omgang met de armsten in de samenleving. Het is evident dat de auteur van deze fictieve brief, de Latijns-Amerikaanse, in de Verenigde Staten wonende schrijver Ariel Dorfman, het extremistische beleid van Donald Trump met dat van Filips II in de vroegmoderne tijd vergelijkt. Daarbij maakt hij ongenuanceerd gebruik van vaste topoi van de Spaanse Zwarte Legende. Waarmee weer eens wordt aangetoond hoe hardnekkig die stereotype beelden van ‘de ander’ zijn en hoe belangrijk het is die beelden in een kritisch licht te beschouwen.

________________________

Yolanda Rodríguez Pérez is als universitair hoofdocent verbonden aan de opleiding Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam. Haar onderzoek concentreert zich voornamelijk op processen van ‘cultural transfer’ tussen Spanje en de Nederlanden in de vroegmoderne tijd, met name op literair gebied, en op natie- en beeldvormingsprocessen. Ze is de auteur van onder andere De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse Ogen. De Nederlanden in Spaanse historische en literaire teksten (circa 1548 – 1673), Vantilt, Nijmegen 2003/2005, ook verschenen in het Engels: The Dutch Revolt through Spanish Eyes. Self and Other in historical and literary texts of Golden Age Spain (c. 1548-1673), Peter Lang, Oxford/Bern 2008.

 

[i] A. Farinelli, ‘España y Flandes’, in Divagaciones hispánicas, II. Barcelona 1936, 39-64, pp. 45-46.

[ii] P. Mártir de Anglería, ‘Epistolario’, in Colección de Documentos Inéditos para la Historia de España 9. José López de Toro (ed.). Madrid 1953, p.299.

[iii] E. Griffin, ‘From Ethos to Ethnos. Hispanizing “the Spaniard” in the Old World and the New’, CR: The New Centennial Review, 2, 1, Spring 2002, pp. 69-116, p. 95.

[iv] http://elpais.com/elpais/2016/02/05/opinion/1454670223_017729.html

Plaats een reactie